Post by RoosPost by kyrbihoi,
ik weet het, je mag het niet doen, maar toch... goede vrienden....
bestaat er engens een document (wettelijk) of een tekst die op een
onderlinge overeenkomst moet staan op geld te lenen aan iemand zodat
je zeker kan zijn dat je het ooit terugkrijgt?
ik weet dat er een standaard zin moet op staan op rechtsgeldig te
zijn plus een aantal andere zaken...
Thanks
Ik kan het mis hebben, maar ik meen ooit ergens gelezen te hebben dat
dat zelfs onwettig is geld aan iemand lenen.
Als het inderdaad zo is wordt het wel heel moeilijk een (wettelijk)
document daarvoor te vinden.
Wat een verschrikkelijke onzin.
http://www.cass.be/cgi_wet/wetgeving.pl
21 MAART 1804. - BURGERLIJK WETBOEK. - BOEK III : Wijze van
eigendomsverkrijging. - TITEL VI tot XIII (art. 1582-2010).
TITEL X. - LENING.
Art. 1874. Er zijn twee soorten van lening :
De lening van zaken die niet teniet gaan door het gebruik dat men ervan
maakt,
En de lening van zaken die teniet gaan door het gebruik dat men ervan
maakt.
De eerste soort heet bruiklening of commodaat.
De tweede heet verbruiklening of eenvoudige lening.
HOOFDSTUK I. - BRUIKLENING OF COMMODAAT.
AFDELING I. - AARD VAN DE BRUIKLENING.
Art. 1875. Bruiklening of commodaat is een contract waarbij de ene partij
aan de andere een zaak afgeeft om daarvan gebruik te maken, onder
verplichting voor degene die de zaak ontvangt, die terug te geven na daarvan
gebruik te hebben gemaakt.
Art. 1876. Deze lening is essentieel een overeenkomst om niet.
Art. 1877. De uitlener blijft eigenaar van de geleende zaak.
Art. 1878. Alles wat in de handel is, en niet door het gebruik teniet
gaat, kan het voorwerp zijn van deze overeenkomst.
Art. 1879. De verbintenissen die uit de bruiklening ontstaan, gaan over op
de erfgenamen van degene die te leen geeft, en op de erfgenamen van degene
die te leen ontvangt.
Indien men echter de lening alleen gedaan heeft uit aanmerking van de
lener, en aan zijn persoon in het bijzonder, kunnen zijn erfgenamen het
genot van de geleende zaak niet blijven behouden.
(...)
HOOFDSTUK II. - VERBRUIKLENING OF EENVOUDIGE LENING.
AFDELING I. - AARD VAN DE VERBRUIKLENING.
Art. 1892. Verbruiklening is een contract waarbij de ene partij een zekere
hoeveelheid zaken die door het gebruik teniet gaan, aan de andere partij
afgeeft, onder verplichting voor deze om aan de eerstgenoemde evenzoveel van
gelijke soort en hoedanigheid terug te geven.
Art. 1893. Uit kracht van deze lening wordt de lener eigenaar van de
geleende zaak; en indien deze, op welke wijze ook, teniet gaat, is het
verlies ervan voor zijn rekening.
Art. 1894. Zaken die, hoewel van dezelfde soort, individueel verschillen,
zoals dieren, kan men niet als verbruiklening te leen geven : dat is dan
bruiklening.
Art. 1895. De verbintenis die voortvloeit uit een lening van geld, is
steeds bepaald door de numerieke geldsom die in het contract is uitgedrukt.
Indien er voor het tijdstip van de betaling vermeerdering of vermindering
van de waarde van de muntspeciën heeft plaatsgehad, moet de schuldenaar de
geleende numerieke geldsom teruggeven en moet hij slechts die som teruggeven
in de muntspeciën die gangbaar zijn op het ogenblik van de betaling.
Art. 1896. De in het vorige artikel gestelde regel geldt niet, indien de
lening in staven geschied is.
Art. 1897. Indien staven of waren zijn te leen gegeven, moet de
schuldenaar, hoezeer de waarde daarvan ook vermeerderd of verminderd mocht
zijn, altijd een gelijke hoeveelheid en hoedanigheid, en niets anders,
teruggeven.
AFDELING II. - VERPLICHTINGEN VAN DE UITLENER.
Art. 1898. _ Bij verbruiklening is de uitlener aansprakelijk op de wijze
die bij artikel 1891 voor de bruiklening bepaald is.
Art. 1899. De uitlener kan de geleende zaken niet terugvorderen voordat de
overeengekomen tijd verstreken is.
Art. 1900. Indien voor de teruggave geen tijd bepaald is, kan de rechter
aan de lener uitstel toestaan, naar gelang van de omstandigheden.
Art. 1901. Indien enkel is overeengekomen dat de lener zal betalen wanneer
hij dit zal kunnen, of wanneer bij de nodige middelen daartoe zal bezitten,
bepaalt de rechter een tijd voor de betaling, naar gelang van de
omstandigheden.
AFDELING III. - VERPLICHTINGEN VAN DE LENER.
Art. 1902. De lener is gehouden de geleende zaken in dezelfde hoeveelheid
en hoedanigheid en op de overeengekomen tijd terug te geven.
Art. 1903. Indien het hem niet mogelijk is daaraan te voldoen, moet hij de
waarde van het geleende betalen, gelet op de tijd en de plaats waarop de
zaak volgens de overeenkomst moest worden teruggegeven
Indien die tijd en die plaats niet zijn bepaald, geschiedt de betaling
volgens de prijs ten tijde en ter plaatse van de lening.
Art. 1904. Indien de lener de geleende zaken of de waarde ervan niet op de
overeengekomen tijd teruggeeft, is hij daarvan interest verschuldigd te
rekenen van de dag van de (aanmaning). <W 01-05-1913, art. 7>
HOOFDSTUK III. - LENING OP INTEREST.
Art. 1905. Het is geoorloofd interest te bedingen voor eenvoudige
leningen, hetzij van geld, hetzij van waren of andere roerende zaken.
Art. 1906. De lener die interest betaald heeft welke niet bedongen was,
kan die niet terugvorderen, noch op het kapitaal in mindering brengen.
Art. 1907. <W 27-07-1934, art. 1> De interest is of wettelijk of bij
overeenkomst bedongen. De wettelijke interest wordt bij de wet bepaald. De
bedongen interest mag de wettelijke te boven gaan, in alle gevallen waarin
de wet dit niet verbiedt.
In de overeenkomsten van geldlening terugbetaalbaar door middel van
annuïteiten, moeten de rentevoet van de lening en de voor de
wederherstelling van het kapitaal bedongen rentevoet, vastgesteld worden
door afzonderlijke bepalingen van de akte.
In geen geval mag de verhoging van de interest wegens vertraging in de
betaling, een half t.h. per jaar op het verschuldigd gebleven kapitaal
overschrijden.
Indien de rentevoet van de lening niet is vastgesteld door een bijzondere
bepaling der overeenkomst van lening, zal de wettelijke interest worden
toegepast en de lener zal niets verschuldigd zijn als commissie of als
bijkomende vergelding.
Art. 1907bis. <Ingevoegd bij W 27-07-1934, art. 2> Bij gehele of
gedeeltelijke terugbetaling van een lening of interest kan in geen geval van
de schuldenaar, buiten het terugbetaalde kapitaal en de vervallen interest,
een vergoeding voor wederbelegging worden gevorderd, groter dan zes maanden
interest, berekend over de terugbetaalde som en naar de in de overeenkomst
bepaalde rentevoet.
Art. 1907ter. <Ingevoegd bij KB 18-03-1935, art. 3> Onverminderd de
toepassing van de bepalingen tot bescherming der onbekwamen of betreffende
de geldigheid der overeenkomsten, indien de uitlener, met misbruik van de
behoeften, van de zwakheden, van de hartstochten of van de onwetendheid van
de lener, zich, voor zichzelf of voor anderen, een interest of andere
voordelen heeft doen beloven, die klaarblijkelijk de normale interest en de
dekking van het risico van de lening overschrijden, vermindert de rechter,
op vordering van de lener, diens verplichtingen tot de terugbetaling van het
geleende kapitaal en de betaling van de wettelijke interest.
De vermindering is van toepassing op de door de lener gedane betalingen,
mits de vordering wordt ingesteld binnen drie jaren te rekenen van de dag
van de betaling.
Art. 1908. Kwijting voor het kapitaal, gegeven zonder voorbehoud van de
interest, doet vermoeden dat deze betaald is en heeft bevrijding ervan ten
gevolge.
Art. 1909. Men kan interest bedingen tegen betaling van een kapitaal dat
de uitlener zich verbindt niet te zullen terugvorderen.
In dit geval wordt de lening vestiging van rente genoemd.
(...)
--
Lex